Enkele vaktermen
Petanque is van oorsprong een Franse sport en daar zelfs een volkssport. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er veel Franse termen gebruikt worden tijdens het spel. Maar ook Nederlandse “vaktermen” hebben hun intrede gedaan. Voor de beginnende speler kan dit wel eens tot verbazing en soms verwarring leiden.
Hieronder een bloemlezing van veel gebruikte termen en hun betekenis.
Vakterm | Betekenis |
Biberon | De boule tegen het butje of een boule van de tegenstander plaatsen. |
But, cochonette | Het doelballetje waar het hele spel om draait. Ook wel het zwijntje genoemd |
Bien joué/Bravo | Goed gespeeld! |
Carreau | Het wegschieten van een boule, waarbij de boule van de tireur in de buurt van het but blijft liggen. Dit wordt ook wel een “blijver” genoemd. |
Carreau sur place | Een schot waarbij de boule van de tireur op de plaats blijft liggen waar de boule van de tegenstander lag. |
Casquette | Bij het schieten precies op de te schieten boule terecht komen, waardoor deze niet of nauwelijks verplaatst wordt. |
Demi portée | Een half hoog geplaatste boule. |
Donnée | De plaats waar men de boule wil laten landen in de worp. |
Doublette | Een equipe bestaande uit twee spelers. |
Dubbel leggen | Een boule, die tegen een boule van de tegenstander tot stilstand komt. |
Equipe | Een team bestaande uit twee of drie spelers. |
Gagné | Gewonnen, vaak betekent dit een drankje aanbieden aan de verliezers |
Gat dichtmaken | Het dichtmaken van een inslag van een vorige boule op de plaats waar deze op de grond is gekomen. |
Kwintetten | Een toernooivorm voor teams van vijf spelers, waarbij elke speler afwisselend per ronde in een doublette of een triplette speelt. |
Liggen | Het dichtst bij het but liggen, op punt liggen. |
Mêlee | Een equipe die door loting is samengesteld. |
Milieu | De speler, die zowel de taak van tireur als van pointeur kan overnemen, wordt ook wel de middenman genoemd. |
Mène | De periode van het uitwerpen van het but tot en met de laatste gespeelde boule. Vergelijkbaar met een game in tennis, een leg bij darts of een frame bij snooker. |
Mèrde | Dit mag u niet zeggen, maar betekent wel dat iets niet naar wens afloopt. |
Perdu | Verloren. |
Pointeren | Het plaatsen van een boule. |
Pointeur | Plaatser, de speler, die als specialiteit het plaatsen van de boules heeft. |
Portée | Een hooggeplaatste boule, die vanaf het donnée-punt slechts weinig doorrolt. |
Raffle | Het hard over de grond (rollend) schieten van een boule. |
Sextetten | Een toernooivorm voor teams van zes spelers, waarbij elke speler afwisselend per ronde in een doublette, een triplette of tête-à-tête speelt. |
Te lang | Een gespeelde boule die te ver voorbij het but rolt. |
Tête-à-tête | Één tegen één spelen (enkelspel) |
Triplette | Een equipe bestaande uit drie spelers. |
Tireren | Het schieten van een boule. |
Tireur | Schutter, de speler wiens specialiteit het wegschieten van boules is. |
IJzer op ijzer | Het schieten van een boule waarbij de boule geraakt wordt zonder dat de geworpen boule de grond heeft geraakt. |