Zorg voor makkelijk zittende kleding en schoeisel. Vooral uw armen moeten voldoende bewegingsvrijheid hebben. Slippers en sandalen zijn bij officiële toernooien en competitiesverboden.
Zorg dat u een hoofddeksel met klep, bijvoorbeeld een baseballpet, bij u hebt. Dat is handig in de zon, maar ook bij regen, vooral als u brildragend bent!
Zorg dat u altijd uw licentie bij u hebt.
Zorg dat u een doekje hebt om af en toe de boules schoon te kunnen wrijven, dit is vooral belangrijk bij een vochtige baan.
Zorg dat u, voordat de partij begint, goed ingespeeld bent. Dus altijd beginnen met losgooien. Het beste is om eerst een aantal boules (10-12) te plaatsen. Daarbij is het alleen belangrijk dat u uw armbeweging goed uitvoert. Rustig en niet hard gooien. Na zo’n 10 – 12 boules gaat u pas echt plaatsen op een but. Tireurs moeten ook eerst beginnen met plaatsen om de spieren op te warmen en daarna voorzichtig gaan schieten. Begin met een boule op 6 meter te schieten en bouw dit langzaam op naar 9 – 10 meter. Het is belangrijk dat u ontspannen gooit, zowel bij het plaatsen als het schieten.
Als u de but moet uitwerpen legt u de kunststofcirkel op de plaats waar het but in de vorige werpronde lag. Voordat u het but uitwerpt MOET u eerst de plaats van de cirkel markeren, zodat deze teruggelegd kan worden na per ongeluk verplaatst te zijn. De vereniging beschikt over voldoende kunststof cirkels en wil graag dat u deze gebruikt.
Gooi het but uit op een afstand waarop de pointeur het beste plaatst.
Bekijk de “loop” van het terrein en bekijk de plaats (donnée-punt) waar u uw boule wilt laten neerkomen. U kunt zich dan wapenen tegen een zachte plaats en een donnée-punt met veel steentjes.
Maak voordat u gaat plaatsen of schieten eerst een inslag op of vlakbij het door u gekozen donnéepunt dicht. Dit voorkomt dat uw boule daardoor afwijkt of te veel snelheid krijgt.
Als de tegenstander een boule geplaatst heeft, ga dan niet meteen kijken of ze liggen. Laat de tegenstander eerst zelf kijken en als ze van mening zijn dat ze liggen, dan controleert u of een teamgenoot dat.
Als uw equipe helemaal geen boules meer te spelen heeft, dan hebt u niets meer te zoeken in de buurt van het but totdat alle boules zijn gespeeld.
Zorg dat u, als de tegenstander moet spelen, opzij en achter de cirkel staat of opzij van de but op ongeveer 2 meter afstand. Blijf altijd stilstaan totdat de tegenstander de boule losgelaten heeft.
Als de tegenstander gaat meten of een boule op punt ligt of niet, zorg dan dat u of één van uw medespelers meekijkt. Als de scheidsrechter de meting verricht, blijf dan op ruime afstand van hem en geef hem alle rust en ruimte om zijn werk te doen.
Als er een scorebord is, houd dan de stand elke werpronde na het vaststellen van het aantal punten bij op het scorebord. Is er geen scorebord controleer dan regelmatig of uw tegenstander dezelfde puntenstand heeft. Dit kan u veel problemen besparen.
Zorg dat u of één van uw teamgenoten een rolmaat bij zich heeft. Dit is overigens volgens de spelregels verplicht!
Als u aan de beurt bent om te spelen (plaatsen of schieten), let dan even op wat er in de baan of banen naast u gebeurt. Wacht even tot uw buurman/buurvrouw geplaatst of geschoten heeft of klaar is met een meting voordat u uw boule speelt.
Geef bij toernooien en competities altijd de uitslag van de partij door aan de wedstrijdleiding. Ook als u verloren hebt of ziet dat de tegenstander dat doet. U voorkomt daarmee dat er een verkeerde stand wordt doorgegeven.